Alles voor een kus

a
Bruin gekleurde bladeren bedekten grotendeels het grasveld. De stekelige schillen van de paardenkastanjes lagen overal om de man heen. Stap voor stap vorderde hij in zijn zoektocht naar de houtachtige zaden. Hij was er speciaal vroeg voor uit bed gekomen om er ditmaal wel genoeg te vinden.
Met de kleren onder een arm gepropt was hij heel voorzichtig en op de tast door de de donkere slaapkamer gelopen. Behoedzaam sloot hij de deur achter zich. Bovenaan de trap had hij een paar keer diep in- en uit geademd voor hij aan de afdaling was begonnen. De krakende treden ontwijkend. Bijna zijn evenwicht verliezend toen hij een telfout maakte en het hout onder zijn gewicht lawaaierig doorzakte. Geschrokken had de man meteen omgekeken, maar vanachter de slaapkamerdeur had hij tot zijn opluchting geen enkel geluid gehoord. Misschien was ze te ziek om eruit te komen als het haar wel had wakker gemaakt. Pas in de hal had hij zich aangekleed. Daar was hij pas tot de ontdekking gekomen dat hij maar één sok had meegenomen. Hij nam er zwijgend genoegen mee.
De geheimzinnigheid deed hem nu grinniken, maar ruim een uur geleden wilde hij absoluut geen enkel geluid maken. Vandaag zou hij voor genoeg kastanjes zorgen om de glazen vaas in de woonkamer wel geheel tot de rand te kunnen vullen. Een dag eerder had de man hetzelfde willen doen, maar hij had het aantal benodigde kastanjes hopeloos onderschat. De vaas was na het leegmaken van de zak maar voor een derde gevuld. Toch had ze hem met een kus op de wang bedankt voor ze de vaas meteen erna omkeerde om de kastanjes eerst te drogen te leggen. Ze wilde geen vaas met een beschimmelde inhoud hebben. Iets waar hij zelf ook aan had kunnen denken, maar dus niet had gedaan. Hij hield zich normaal zelden bezig met het opvrolijken van de woonkamer. Het was altijd haar ding geweest. Hij koos liever voor het praktische en dat betekende zo weinig mogelijk rotzooi neerzetten. Al gebruikte hij natuurlijk een ander woord voor rotzooi als ze erbij was.
De man stond stil, boog zich voorover, raapte weer een kastanje van de grond om deze in de over zijn schouder hangende tas te laten verdwijnen. Enkele stappen verder zag hij een vrucht en zette zijn schoen erop. De driekleppige doosvrucht was niet tegen de snel opgevoerde druk bestand en onthulde al snel wat het eerst voor het menselijk oog verborgen had gehouden. Het bevatte ditmaal twee kastanjes en allebei verdwenen ze in de tas. Glimlachend klopte hij op de gevulde zak, het was nog een behoorlijk gewicht, en keek richting de fiets. Aan het stuur hingen al reeds twee zakken. Deze tas zou hij op de gammele bagagedrager vervoeren.
 
Zittend op de bank kon hij haar de trap horen afkomen. Ze maakte geen onderscheid tussen de krakende of meeverende treden en ook kon hij het geluid van een met een zakdoek onderdrukte gehoest horen. Hij haalde de hand van zijn pijnlijk kloppende knie, legde het bebloede doekje naast zich neer en toverde een glimlach op zijn gelaat.
Onderaan de trap bleef ze een moment staan. De waterige ogen waren op de krant blijven rusten. De verschillende pagina's waren over de vloer uitgespreid en de tekst ging vrijwel geheel schuil onder een belachelijk grote hoeveelheid kastanjes.
"Nou weet ik zeker dat je er genoeg hebt."
Ze hief het hoofd op. "Is dat de krant van vandaag?"
Hij ging staan. "Eh, ja. Ik kwam de postbode tegen en..." Hij liet zijn stem wegsterven. De rest vulde ze zelf wel in.
Zuchtend schudde ze het hoofd, maar had nog maar een enkele stap gezet toen ze opnieuw stil stond. "Is je broek kapot?"
De man keek even naar zijn knie. Het had inmiddels opgehouden met bloeden. "Ik ben gevallen", verklaarde hij en haalde aarzelend de schouders op. De glimlach was verdwenen.
"Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?", vroeg ze, terwijl ze met een omweg vanwege de kastanjes op de vloer naar de keuken liep.
"De tas kwam tussen de spaken."
Ze zag op het keukenblad drie tassen liggen. De bovenste tas vertoonde een groot gerafeld gat. Natuurlijk had hij haar boodschappentassen gebruikt, ondanks een hele lade vol met andere tassen. Ze strekte een hand uit naar de waterkoker.
"Ik heb al thee voor je gezet", klonk het achter haar.
Ze trok haar hand terug en draaide zich om. Hij was dichterbij gekomen, maar aarzelend op enige meters van haar vandaan blijven staan.
"Het staat daar." Hij wees er naar alsof ze de zoete geur van de smaakvolle thee niet kon ruiken. "Ik smeer wel een paar beschuiten voor je."
"Waarom draag je maar één sok?"
"Het was donker en zo."
De verklaring ging aan haar voorbij. Ze schuifelde richting de woonkamer, maar bleef vlakbij hem staan.
"Kom hier, sukkel." Ze kuste hem op de wang en zag de glimlach meteen weer op zijn gezicht terug keren. "Maar laat de volgende keer zoiets alsjeblieft aan mij over. We hebben hier al genoeg rotzooi staan."
Hij keek haar verbaast na.
"Ik wil er hagelslag op."
"Ja, natuurlijk." Hij haastte zich naar de keuken voor het beschuit en beleg.