Merlijne

a

De man had zo juist zijn achternaam gezegd in de microfoon om zich verstaanbaar te maken aan de bekende bij de hoofdingang van het gebouw. Hij kon de vrouwelijke bezoeker zien op het kleine scherm voor zich. Het was vanwege de vakantie, bijna twee weken geleden, dat Onno haar voor het laatst had gezien of op een andere wijze iets van haar had vernomen, maar nog nooit op een dergelijk tijdstip als dit.

"Hallo, ik ben het, Merlijne", hoorde hij haar zeggen.

"Ja, en?", klonk het antwoord weinig vriendelijk.

Hij zag haar omkijken. Er was nog iemand binnen gekomen.

"Tot zo."

Verbaast keek de man met de hoorn nog in de hand naar het scherm waarop was te zien dat ze een jongeman naar binnen volgde die overijverig behulpzaam de deur voor haar open hield. Je had onder normale omstandigheden als eigenaar van een appartement een pas nodig om het gebouw binnen te komen, maar de jonge vrouw had een andere manier ontdekt.


Gebruik makend van haar handicap om medewerking van andere mensen te verkrijgen. Zo hadden ze elkaar ook voor het eerst ontmoet. Merlijne probeerde op dat moment voor te dringen in de rij wachtenden. Vreemd genoeg had zij er nog om kunnen lachen nadat hij er wat van had gezegd, maar bij verscheidene anderen was het helemaal verkeerd gevallen. Het had enige tijd geduurd voor het een prettige herinnering was geworden. De lift leek trager omhoog te komen dan hij gewend was, terwijl hij de voordeur al open hield. Hij liet een hand over zijn gemillimeterde haar en zijn gezicht glijden. Het had hem aan tijd had ontbroken om zich te scheren, maar hij had tenminste wel de slobberige joggingbroek omgewisseld voor een spijkerbroek. Zonder zich af te vragen waarom hij zich om zijn uiterlijk bekommerde om bijna kwart over tien 's avonds.


Onzeker over zijn reactie bleef de vrouw voor de deuropening staan, maar tot haar opluchting nam Onno zonder zelfs een enkele vraag te stellen de koffer van haar over en ging door de brede hal haar voor naar de woonkamer en keuken.

"Koffie, thee of iets anders?"

"Koffie, alsjeblieft", antwoordde ze en reed de hal binnen. Ze was nooit eerder hier geweest, maar de helder gele kleur van de wanden verraste haar. Al wist ze om eerlijk te zijn niet precies wat ze bij hem thuis kon verwachten. Hij had er uit zich zelf nooit iets over gezegd, maar de glinstering in zijn donkere ogen was voldoende nadat ze hem een keer had horen zeggen dat hij er trots op was. Het was helemaal terecht zo te zien.

"Het koffiezetapparaat staat aan", hoorde ze hem zeggen.


Onno zette de televisie uit. Eerst was hij geïrriteerd geweest door de storing zo laat nog op de avond terwijl hij naar een mooie film zat te kijken, maar was het al weer direct vergeten zodra hij zijn collega zag zitten met een vol gepropte koffer op haar schoot, rode ogen en uitgelopen make-up op haar bleke gelaat.

"Het is mooi ingericht. Kleurrijk ook."

Hij draaide zijn linkerpols duidelijk zichtbaar voor haar om met zijn diepbruine ogen de tijd van het titanium horloge af te kunnen lezen.

"Kom je voor een rondleiding?", vroeg hij, "als de zon schijnt ziet het er mooier uit."

Het had geen verrassing moeten zijn toen ze begon te huilen. Hulpeloos stond hij daar even voor hij zich enigszins aarzelend naast de rolstoel op een knie liet zakken en voorzichtig een hand op één van haar schokkende schouders legde.

"Het was een grapje", zei Onno wat onbeholpen.

Zonder dat het echt tot haar doordrong wat hij had gezegd sloeg ze haar armen om hem heen als een hulpeloze drenkeling. De man wierp een blik op het witte plafond terwijl hij zich met een zucht af vroeg waar hij in verzeild was geraakt. Bovendien verdacht hij haar ervan met het gesnotter zijn trui ook nog vies te maken.


Het zou haar weinig hebben verbaast als hij deze gedachte hardop had uit gesproken. Zoiets kon een ieder uit zijn directe omgeving van hem verwachten, maar even vaak voelde ze zich aan getrokken tot het deel dat hij het met wisselend succes voor de buitenwereld verborgen probeerde te houden. Dit en het feit dat haar man hem niet kende had er aan bijgedragen dat ze bij hem haar toevluchtsoord had gezocht en gevonden. Een akoestisch geluidssignaal klonk in de oren van Onno als de verlossing zelve.

"De koffie is klaar", verklaarde hij en maakte zich voorzichtig van haar los na een voor zijn gevoel eeuwig durend moment, "heb je een zakdoek nodig?", vroeg hij en zag haar snikkend het hoofd schudden terwijl ze een voor driekwart leeg pakje papieren zakdoekjes omhoog hield, "we gaan daar zitten."


Gehoorzaam reed ze naar de lederen zithoek terwijl Onno zich naar de keuken haastte om met een vol dienblad terug te komen. Hier was hij beter in dan haar tegen zich aan gedrukt houden, terwijl hij zich voortdurend afvroeg wat hij moest doen of zeggen. Zonder te vragen hoe ze de koffie wilde hebben deed hij er alleen melk in voor hij naast haar op het zwarte bankstel kwam zitten. Nieuwsgierig, maar tegelijk ook bevreesd voor wat hij te horen zou krijgen. Bij een gewone ruzie liep je misschien weg om af te koelen of na te denken, maar vertrok je nooit met een vol gepakte koffer. Als ze een veel langere tijd nodig had om alles te overdenken dan beschouwde hij het als even ernstig.


De man keek op van zijn bord terwijl hij naast zich een krant op de hoge eettafel had liggen en deze op zijn gemak aan het doorlezen was. Voor deze keer zonder de rustgevende muziek uit de radio erbij omdat hij een logee had, die hij een goede nachtrust gunde na wat ze de avond er voor had verteld.

"Heb je lekker geslapen?"

"Comfortabeler dan jij op de bank, denk ik."

Onno glimlachte kort. Het was wat vreemd voor hem om in gezelschap te ontbijten. Zo vroeg op de ochtend wilde hij zo weinig mogelijk mensen om zich heen hebben. Eigenlijk helemaal niemand.

"Mag ik wat koffie?"

Hij keek naar de halfvolle koffiekan voor hem.


"Nee", zei hij en ging weer verder met lezen om na enkele seconden haar met een brede grijns opnieuw aan te kijken.

"Je zou je zelf nu moeten nou zien lachen", zei ze verontwaardigd en reed dichter op de eettafel met de barkrukken toe. Hij vouwde de krant op en legde deze opzij.

"Borden staan in de kast achter mij en het bestek ligt in de la er boven. Ik zal een glas voor je pakken."

Hij zette het glas op de tafel neer en schoof een barkruk tegen over zijn plek naar achteren.

"Om daar op te komen heb ik wel wat hulp nodig."

Even zag ze hem de wenkbrauwen fronsen.


"Ga je werken?", vroeg ze toen ze eenmaal zat en zag dat hij eieren had gekookt.

"Nee, ik draag in het weekend graag werkkleding", zei hij sarcastisch en trok er een passend gezicht bij, "wat ga jij doen?', vroeg hij vervolgens op een andere toon met een mildere uitdrukking op het gebruinde gelaat. De littekens bij zijn slaap, oor en op de wang staken er donker tegen af.

"Ik weet het niet", antwoordde ze hoofdschuddend, terwijl ze een boterham smeerde.

"Ben je er nog als ik vanmiddag terug kom?"

Ze stopte met boter smeren, veegde een bruine lok voor haar ogen weg en keek hem aan.

"Zou je dat erg vinden?"

"Het is een comfortabele bank, maar ik blijf er niet op slapen", zei Onno met een bedenkelijk gezicht naar zijn bord kijkend.


"Mag ik een eitje pakken?", vroeg ze in plaats van verder op het onderwerp in te gaan.

"Tast toe", zei hij met een glimlach, "ik moet gaan anders kom ik nog te laat. Hier is de sleutel van de voordeur. Als je vertrekt dan gooi je hem maar in de brievenbus bij de hoofdingang."

"Zonder afscheid van je te nemen?"

"Ik denk dat je al genoeg aan je hoofd hebt", zei hij met een ernstig gezicht, "thuis heb je iemand die op je wacht en waarschijnlijk de hele nacht bij de telefoon heeft gezeten omdat hij niet weet waar je bent en zich zorgen heeft gemaakt."

Het laatste was Merlijne gaan betwijfelen. Ze had bovendien gemerkt dat Onno het met enige scepsis had gezegd. Waarschijnlijk meende hij elk woord ervan, maar zijn houding vertelde haar meer dan met woorden mogelijk was. Het leek alsof hij meer wist of in ieder geval vermoedde dan ze gisteravond had verteld en al tot een slotsom was gekomen wat betreft haar huwelijk.


"Je bent heel serieus."

"Hoe kom je daar opeens bij?", vroeg hij verbaast over deze onverwachtse opmerking.

"Ik zie je nooit lachen."

Onno dacht er even over na voor hij knikte en de haar zo bekende grijns weer op zijn gezicht verscheen. Ze vond het fijn om het even ergens anders over te hebben en greep deze kans aan om meer over de ander te weten te komen. Al stond hij op het punt om haar alleen in het appartement achter te laten.

"Hoe kom je eigenlijk aan het flesje parfum Future classics op het toilet?", vroeg ze achteloos of hoopte in ieder geval dat het zo klonk.

"O, ze had een andere smaak."


Er verstreken verscheidene seconden van stilte voor Merlijne besefte dat ze blijkbaar met deze weinig zeggende verklaring genoegen moest nemen, als het aan hem lag. Jammer voor hem.

"Een ex?", vroeg ze zacht.

"Om je leven met een ander te delen is vertrouwen nodig", antwoordde hij ontwijkend.

"En jij vertrouwt niemand."

Het was geen vraag, maar een conclusie die ze had getrokken uit de schaarse gesprekken die ze met hem had gevoerd die niets met zijn of haar werk te maken hadden.

"Ben je nu boos op mij?", vroeg ze nu nog zachter omdat het stil was gebleven.


Hij schudde kort zijn hoofd omdat hij de tijd had genomen om zijn gedachten goed te kunnen verwoorden.

"Ik vertrouw af en toe me zelf niet."

"Hoe kun je nou je zelf onbetrouwbaar vinden?"

"Ik denk te veel met mijn verstand."

"En dat is verkeerd?', vroeg ze verwonderd.

Ze zag de man langs haar heen kijken alsof hij iets in de verte zag of misschien was het wel het beeld van iets of iemand dat hij op zijn netvlies had staan.

"Soms is het beter je hart te volgen. Ook al is het onverstandig", hij stond abrupt op. De dromerige blik in zijn ogen was verdwenen, "ik moet nu echt gaan."

Ze draaide met gemengde gevoelens aan de gouden ring om haar vinger. De deur ging dicht en geschrokken keek ze op. Had hij nog iets gezegd voor hij weg ging of gewoon de deur achter zich dicht getrokken? Het was plotseling belangrijk geworden om te weten, maar ze besefte ook dat hij al bij de trap moest zijn en haar nooit meer zou kunnen horen. Op dergelijke momenten haatte ze haar handicap.


Voor de eerste maal zo lang Onno het zich kon herinneren vroeg hij zich af, met de sleutel in de hand, hoe hij zijn eigen appartement moest binnen gaan. Na enige aarzeling keek hij eerst om zich heen voor hij snel door het kijkgaatje in de deur gluurde. Hij opende de deur een stukje.

"Ik ben thuis", zei hij luid en schrok een beetje van zijn eigen stem.

Het was stil en zo bleef het ook terwijl hij de deur verder open duwde. Het enige geluid dat hij hoorde produceerde de grote koelkast in de keuken en in de kamer kon je een rij klokken horen tikken. Elk ervan gaf een andere tijd aan van de er onder vermeldde hoofdsteden van diverse landen verspreid over de wereld.


De vredigheid waar hij na zijn werk altijd zo naar verlangde had nu meer weg van een leegte.

"Is er iemand?", vroeg hij iets zachter.

Sinds hij gisteren aandachtig naar haar had geluisterd, bijna zonder een woord te zeggen, was ze in zijn gedachten gebleven. Boos op de man die haar zo durfde te krenken en woedend op zich zelf dat hij gedurende al deze tijd er niets van had gemerkt. In de woonkamer en keuken zag hij niemand. Hij controleerde elk vertrek, maar van haar ontbrak elk spoor. De zoektocht naar een afscheidsbriefje was ook te vergeefs. Uiteindelijk liep hij het appartement weer uit naar de eerder voorbij gelopen postbus en maakte deze open. De man keek met tot een glimlach vertrokken lippen naar de sleutel in zijn hand, maar in de donker bruine ogen ontbrak elk gevoel voor humor.