Postduif

a

De jongeman duwde de voordeur dicht zonder meer oog te hebben voor de van hem vandaan lopende man. Een etiket ontbrak op de kleine, vierkante, kartonnen doos in zijn handen. Martijn bekeek de weinig wegende doos van alle kanten om hier zeker van te zijn. Het was zo. Hij had ervoor moeten tekenen bij de postbezorger. Zijn wenkbrauwen fronsend liep hij ermee naar de woonkamer.

"Wat heb je daar?"

Voorzichtig schudde Martijn de doos licht door elkaar. Er ontbrak wel een waarschuwing voor breekbaar op, maar het was voor hem nog geen reden om er ruw mee om te gaan. Wat zich in de doos bevond kon hij met een schurend geluid heen en weer horen gaan tot het met zachte bonzen tegen de wanden stootte.

"Ik weet het niet."

Nieuwsgierig kwam zijn vrouw er nu ook bij staan. Hij probeerde met zijn nagels het plakband los te maken. Het duurde wat haar betreft allemaal veel te lang.

"Ik haal wel een mes", zei Elize en ze liep al richting de keuken.

"Jij hebt langere nagels dan ik."

"En ze moeten ook lang blijven", riep ze terug.


Het deed hem grijnzen. Hij was zo iemand die nog altijd op zijn nagels beet, vaak zonder erbij na te denken. Elize kwam terug met een mes. Drie snelle halen met het mes en de met plakband bij elkaar gehouden flappen van de doos zwaaiden licht open. Ze bogen zich naar de doos toe tot een doordringende geur vrij kwam van iets dat in staat van ontbinding verkeerde. Elize stapte naar achteren en vervolgens nog verder toen Martijn met een vies gezicht de doos op armlengte van zich vandaan hield.

"Houd bij je", snauwde ze en Elize wees waarschuwend met het mes zijn kant op.

Hij wilde de doos op de grond zetten, maar Elize wees al met het mes naar de hal waaruit hij eerder met de doos was verschenen.

"Naar buiten ermee."

Gehoorzaam liep Martijn met de doos zover mogelijk van zich vandaan de woonkamer uit. Eenmaal buiten aangekomen haalde hij een zakdoek te voorschijn en keek hij met een vertrokken gezicht naar wat voor doods de doos bevatte. Het was een duif. De witte veren begonnen al van het lichaampje los te komen. Gelukkig verspreidde de stank zich in de buitenlucht waardoor het wat draaglijker bij de doos werd.


Hij had het liefst de doos en inhoud meteen in de vuilnisbak willen gooien, maar aan één van de pootjes een kokertje ontwaard.

"Wat zit erin?"

Hij keek om en zag Elize in de deuropening staan.

"Een duif. Ik denk een postduif."

"Wat doe je nou toch?"

"Er zit een kokertje om zijn poot. Geef het mes..." Een klikkend geluid deed hem omkijken, "eens aan," maakte hij de zin af richting de gesloten voordeur.

Blijkbaar wilde ze er niets mee te maken hebben. Zuchtend probeerde hij het kokertje open te maken. Het was makkelijker dan hij had verwacht, maar het opgerold stukje gekleurd papier eruit halen bleek een stuk lastiger te zijn. Na enkele mislukte pogingen lukte het.

Zuchtend stond Elize weer van de bank op bij het horen van de deurbel. Ze zag hem met een hele brede grijns door het ronde raampje in de voordeur naar binnen kijken.

"Wat?", vroeg ze luid en duidelijk slecht gehumeurd.

"Het is een uitnodiging. Je broer gaat trouwen."

"Wat?"

"Je broer gaat trouwen."

Ze zag hem een geel papiertje tegen het glas drukken.


In hele kleine letters was er een boodschap op afgedrukt. Ze kon het pas lezen met haar neus tegen het glas gedrukt.

Martijn hoorde haar opgetogen gillen en zag haar de hal uit rennen, een afdruk van haar neus op het raam achterlatend. Hij was ook blij. Blijkbaar had haar broer eindelijk zijn tegenzin om te gaan trouwen overwonnen. Martijn wierp nog een blik op de doos. Voor hun eigen bruiloft hadden ze de uitnodigingen in flessen gestopt en rondgebracht. Haar broer had het een heel leuk idee gevonden en Martijn was er vrij zeker van dat deze ingeving van hemzelf afkomstig moest zijn. Alleen was hij de luchtgaatjes in de doos vergeten. Het was koud buiten. Hij drukte opnieuw op de deurbel en enkele tellen later nog een keer. Ze kwam met de telefoon in de hand, opgewonden pratend en met haar vrije hand nog drukker gebarend de hal weer inlopen.